Waarde Renier,
De meest historische consensus voor de plek van mijn buste is of was natuurlijk aan gebouw Arti Legi, op de Markt.
Nu het gebouw verkocht is door de gemeente Gouda en het geen Erasmus museum is geworden, blijft er altijd wel hoop gloren, maar is het misschien een ludiek idee om er een kopie van mijn beeld in Gouda of die van Rotterdam te plaatsen.
Is dat een zot idee ? Laten we de Goudse kunstenaars eens polsen en er over laten peinzen...
Zoals gij weet, was ik in 1469, na mijn geboorte in Golda, met mijn twee jaar oudere broertje Pieter, drie jaar ondergedoken bij onze grootmoeder in Rotterdam, vlakbij de Laurenskerk. Ik herinner me nog goed bij aankomst in Gouda, dat het op de Markt erg stonk, omdat het een met afval gedempt moeras bleek te zijn. Het stadhuis stond midden op het plein om bij stadsbranden de archieven te sparen, vertelde men mij later. In 1473, ontving ik hier in het voormalig parochieschooltje als vier jarige kleuter mijn eerste onderwijs. Oom Pieter Winckel was er bovenmeester. Wij speelden tijdens het schoolkwartier op de markt in de stank, die net zo erg was als de immer meurende stilletjes in de donkere hoeken van de schoollokalen. Het houten schooltje was gelukkig in 1450 al door een stenen onderkomen vervangen. Maar het was nog steeds geen pretje om met drie klassen van gemiddeld honderd kinderen op het stinkende stro te zitten. Ik zeurde net zo lang bij vader, de priester in Golda, zodat ik aan de kathedraalschool in Utrecht mocht gaan studeren. Op dit beroemde internaat werden jongens van tien jaar opgeleid tot koorknaapjes. Dat lukte, maar slechts voor een jaartje, want zingen bleek niet onze sterkste kant te zijn en bovendien, Pieters stem begon te veranderen. Aan het eind van dat schooljaar, in 1478, bracht moeders ons naar de Latijnse school , helemaal in Deventer. Deze was verbonden aan de Lebunius kerk, waar de Moderne Devotie opbloeide als een soort evangelische roos op het erf van het christendom. Het zou een blijvende stempel op mijn leven drukken.
Waarde Renier,
De zwartste bladzijde in mijn leven is het jaar dat onze moeder Margaretha door de pest geveld werd. Wij moesten terug naar Golda en kort daarop stierf vader Geraert ook aan de zwarte dood. Als vijftien- en achtienjarige weesjongens werden we toegewezen aan drie Goudse voogden.
Een van hen was natuurlijk oom Pieter Winckel, die het inmiddels tot onderpastoor van de Sint Jan had geschopt. Zij stuurden ons naar de Latijnse school van de “Broeders des Gemene Levens” in ’s-Hertogenbosch om onze studie te voltooien. Ik heb zodoende wel de mooiste kerken in Holland kunnen bezoeken, maar ik was teleurgesteld door de voorstellingen op de glazen, allemaal heiligenlevens en sacramenten !
Ook in Den Bosch brak de pest uit en wij studentjes, feitelijk klaar voor de universiteit in Leuven, moesten terugkeren naar Golda in 1487. Ik was erg getergd omdat het geld van de erfenis opgemaakt bleek te zijn. Ik begrijp nog steeds niet hoe of door wie dat kwam al heb ik wel een vaag vermoeden. Dat het voormalige Margarethaklooster en latere weeshuis tegenwoordig de Openbare Bibliotheek herbergt, vormt voor mij als wees een schrale troost. De toekomst van dit prachtige pand is ook al niet zeker meer. Laten we bidden dat de overheid wijsheid wordt geschonken. Wij bestijgen snel onze ezels om naar de Spieringstraat te rijden, want voor mij als bibliofiel is dit de meest aangename plek. We zullen ons niet laten verleiden om te snuffelen naar Erasmiaanse boeken, daarvoor moet ge in het streekarchief zijn.
Betreedt ge de studiezalen van het Streekarchief, niet meer aan de Groeneweg, maar boven in de "chocoladefabriek", dan komt ge in een waar eldorado, mijn vriend. Was niet het Catharinaconvent en het Cellebroedersklooster in onze dagen aan de Groeneweg ? En werd na de hervorming in het hoofdgebouw hier niet de Latijnse school gevestigd ? Ik zou nog graag de Jeruzalemkapel willen bezien vanwege het graf van mijn collega, de Goudse priester, Gijsbrecht Raet. Hij was zelfs ridder van het heilig graf te Jeruzalem en een goede kennis van mijn vader Geraert Helye. Ik weet nog dat Gijsbert die kapel in 1505 schonk aan de Collatiebroeders, die volgens een reeds in 1497 afgelegde belofte, bepaalde verplichtingen ten opzichte van de kapel zouden nakomen. Zal de gemeente Gouda de verplichtingen overnemen ?
Een gedeelte van de grafsteen van Raet, is pas uit Museumgouda gehaald en wie weet komen de fraai gegraveerde bronzen grafplaten, nog in het bezit van het Rijksmuseum, ook terug in de kapel ...en wordt het complex genoemd : ‘Erasmus Domicilie’ ! Geestig in dit verband is dat bij de voorbereiding voor de plaatsing van de sokkel van mijn buste een steen ter grootte van een grafsteen werd neergelegd. Het leek wel of ik verrees uit het graf !
Voordat we wandelen naar het Vroesenpark om het hoogtepunt van onze tocht te bereiken, wil ik u nog een nieuwtje tonen op de volgende bladzijde
Maak jouw eigen website met JouwWeb